Lariblari
blog
7 januari 2015
Je hebt het Gooi en je hebt het gym in het Gooi. Op zich heeft de streek al een heel eigen cultuur. Bootschoenen en rode broeken raken er nooit uit de mode. Een groenteboer heet een groentejuwelier. Spullen zijn beter duur dan niet te koop en verwend is beter dan verwaarloosd. Dit alles natuurlijk wel uitgesproken met een enorme Kinderen-voor-kinderen-r. Op het gymnasium in Hilversum maakten mijn collega’s en ik grapjes over de Gooise cultuur. De overtreffende trap noemden we Lariblari, de bla-bla van Laren en Blaricum. Medelijden hadden we echter met kinderen die van hun ouders naar het gym moésten, of ze nou konden leren of niet.
Als er iets is wat de kinderen van huis uit meekrijgen, is het discussiëren. Voor een docent Nederlands het walhalla dus, debatteren gebeurt op hoog niveau. Helaas keerden deze uitmuntende vaardigheden zich ook regelmatig tegen ons. Te laat komen, huiswerk, toetsen, de manier van lesgeven, over alles werd een discussie gevoerd. Een jongen die ik een diepe onvoldoende gaf voor een opstel, kwam na de les verhaal bij me halen. Toen ik hem uitlegde dat 20 woorden echt niet acceptabel was aangezien de opdracht 500 woorden was, vond het 15-jarige knulletje dat geen reden om genoegen te nemen met zijn cijfer. ‘Ja, maar mevrouw, daar komen we samen toch wel uit.’
De kinderen hadden het gedrag niet van vreemden, dus noodgedwongen paste ik me aan de Gooise cultuur aan. Bij een zonder twijfel van internet geplukt verhaal schreef ik ‘de opdracht was een zelf geschreven tekst van 300 woorden.’ Binnen enkele uren ontving ik een mail van zijn ouders. Ze vonden het onacceptabel dat ik concludeerde dat hun zoon de tekst niet zelf geschreven had. Ik vond het heel vervelend dat dit misverstand had kunnen ontstaan. Het was uiteraard niet mijn bedoeling dat ze de nadruk op het woordje ‘zelf’ legden. In het vervolg zou ik wat zorgvuldiger formuleren.