top of page
Vocht
Koude pizza

verhaal

11 juni 2015

Op het matras zie ik zijn naakte onderlijf en de sweater met capuchon. Hij zit op zijn knieën met zijn billen op zijn voeten. Hij ziet er hulpeloos uit. Kwetsbaar. Misschien heeft hij het echt niet expres gedaan. Dan is het eigenlijk wel zielig dat ik hem zo uitgeschreeuwd heb.
                Staand bovenaan de ladder sjor ik mijn dekbed aan een punt naar me toe. Ik gooi het naar beneden en trek het zo dicht mogelijk om me heen op de bank. Ik zap langs verschillende kanalen, maar het dringt niet tot me door wat ik zie. Net of ik alles van een afstandje bekijk.

 

Ik heb in de Viva wel eens gelezen over een meisje dat zichzelf schoonschrobde onder de douche. Ze bleef maar boenen alsof ze het weg kon wassen. Ik heb geen zin om te douchen. Maar ja, ik heb hem dan ook zelf binnengelaten. En ik ben vrijwillig met hem naar bed gegaan.
                Wat zou er gebeurd zijn als ik hem niet mee naar binnen had genomen? Of als ik niks gedronken had of als ik niet had meegewerkt? Ik steek nog een sigaret aan, maar het smaakt me niet. Ik tik het vuur eraf en leg de peuk in de rand van de asbak om straks verder op te roken. Ik staar naar het beeldscherm. Het lijkt wel of ik stoned ben, ik heb geen idee hoelang ik al op de bank hang. Ik zak langzaam weg met de geluiden van de televisie op de achtergrond. Het daglicht komt door mijn goedkope, dunne gordijnen heen.

 

Geradbraakt word ik wakker uit een onrustige slaap. Ik hoor een roffel op de deur en het roepen van mijn naam. Maarten steekt zijn hoofd om de hoek.
  ‘O sorry, slaap je?’
Hij trekt de deur weer achter zich dicht en zijn voetstappen gaan naar het eind van de gang. De televisie staat nog steeds aan, maar inmiddels is het avondprogramma begonnen. Ik heb honger. Ik gooi het dekbed van me af en kom moeizaam overeind. Ik ben stijf. Ik waggel naar de koelkast, mijn kont doet zeer. Ik tast naar mijn anus. Niets te eten in de ijskast. Ik verplaats me naar de inbouwkast. Ook niks eetbaars. Dan maar een pizza halen. Ik zal toch iets moeten eten.
                Ik pak mijn sleutels van het plankje en verlaat mijn kamer. Bij iedere stap wordt de pijn erger. Ik druk mijn billen tegen elkaar. Buiten op straat kan ik bijna niet meer lopen. Voetje voor voetje schuifel ik richting de pizzeria. De avondzon werpt een rode gloed over de huizen. Het was duidelijk een mooie, zonnige dag. Ik kan niet genieten van de zwoele avond, ik voel alleen maar de steken. Een buurman parkeert zijn auto. Ik kijk bewust de andere kant op. Om de paar meter sta ik stil om de pijnscheuten te laten wegebben. Ik geloof niet dat ik ooit zo lang heb gedaan over deze 500 meter. Doorzetten. Ooit kom ik er wel.

 

Ik stap de afhaalpizzeria binnen. De ogen van alle wachtenden gaan mijn kant op. Ik kijk schichtig weg. Ik wil geen vragen krijgen. Ik strompel verder naar de afhaalbalie en bestel mijn lievelingspizza met verse tomaat, verse basilicum en parmaham. Het is druk, dus de aardige, Italiaanse eigenaar begint vandaag geen praatje. Ik wacht bij de andere mensen. Er is geen zitplaats meer, ik blijf staan. Als er een stoel vrijkomt, ga ik zitten met mijn gewicht op een bil. Ik kijk naar de andere personen, maar ik ontwijk oogcontact.
  Na tien minuten roept de eigenaar met zijn charmante, Italiaanse accent: ‘Pizza Parmese!’
Ik kom overeind, maar een van de meisjes brengt de doos al. Gelukkig. Ik neem hem aan en ga naar buiten.

                Opgelucht haal ik adem als ik mijn huis eindelijk bereik. Nu nog de trap op en de gang door naar mijn kamer. Dat ga ik redden. Ik hoop alleen dat ik geen huisgenoten tegenkom. Op mijn kamer leg ik de doos op de glazen salontafel. Verdomme, de pizza is koud geworden. Maarten eet de overgebleven slices de volgende dag vaak als ontbijt, maar ik vind koude pizza smerig.

 

De rest van de avond blijf ik op de bank hangen voor de tv. Om een uur of elf klopt Maarten weer aan.
  ‘Heb jij nog bier?’
  ‘Ja, pak maar.’
  ‘Jij ook een?’
  ‘Lekker.’
Hij ploft neer in de fauteuil.
  ‘Ik ben gisteren naar zo’n gaaf concert geweest in Vera!’, zegt hij. ‘Jij ook nog iets leuks gedaan?’
Wat moet ik zeggen? Ik wil hem echt niet vertellen over Bjorn of Björn. Ik heb sowieso liever niet dat hij van herenbezoek op de hoogte is. En nu helemaal niet. Ik hoop maar dat hij hem vanochtend niet op de trap is tegengekomen.
  ‘Nee, niet veel bijzonders’, zeg ik. ‘Gewerkt en op stap geweest.’
Maarten reageert er verder niet op en vertelt lyrisch over het concert. Zijn verhaal leidt mij af van de pijn en van het malen.
  ‘Zin om mee de kroeg in te gaan?’, vraagt hij als hij zijn biertje op heeft.
Ik moet er niet aan denken natuurlijk. Naar de wc lopen is al een enorme onderneming. Laat staan dat ik de stad in kan gaan om nog een nacht door te halen.
  ‘Nee, ik blijf vanavond thuis.’

 

Op de bank val ik in slaap voor de tv. Ik schrik een paar keer wakker. Ik realiseer me dat ik beter in mijn bed kan gaan liggen als ik nog een beetje wil uitrusten. Maar ik kan het niet. Ik kan het stomweg niet. Als ik alleen al kijk naar de hoogslaper, komt alles weer terug. Beelden van hem voor de Engel, op de bank in de nis, van hoe hij me tegen mijn kaken drukte, me bij mijn polsen vasthield, zijn excuses aanbood.

Lees helemaal:

bottom of page