Lees ook:
Sexy zachte 'g'
blog
22 oktober 2014
Uit Bosschenaren en West-Brabanders ben ik ontsproten, allemaal mensen die plat Bosch of West-Brabants met elkaar spraken. Totdat de generatie van mijn ouders kinderen kreeg. Die generatie vond dat ze hun kinderen ABN moesten leren, Algemeen ‘Beschaafd’ Nederlands. En ‘beschaafd’ was geen Brabantse woorden gebruiken en net zo keurig je klinkers uitspreken en je woorden afmaken als Robert Long deed in zijn liedjes. Dialect spreken was ordinair, dat deden wij niet. ‘Wij’ was dan wel beperkt tot mijn generatie. Voor de overige generaties gold die regel schijnbaar niet.
Taal laat zich echter niet volledig sturen, zoals ik ontdekte toen ik boven de rivieren ging studeren. Ongemerkt bleken er aardig wat Brabantse woorden in mijn taalgebruik te zijn geslopen. Zo begreep alleen een Brabantse vriendin dat ik een handjevol chips wilde, toen ik op een feestje om een haffeltje vroeg. En nooit eerder was ik me er zo bewust van dat ‘kei gaaf’ kei Brabants is, maar dat ontdek je vanzelf als je er keer op keer om wordt uitgelachen.
Ook mijn accent bleek erg Brabants, alle inspanningen van mijn ouders ten spijt. Ik maakte mijn woorden niet af en ik praatte met een zachte ‘g’. Ik vind het echter absoluut geen schande dat je kunt horen dat ik uit Brabant kom, ik ben er trots op. Mijn medestudenten vonden mijn zachte ‘g’ fascinerend, hoe vaak ze me niet hebben gevraagd om ‘geil’ te zeggen. Mijn sexy zachte ‘g’ houd ik dus maar.
Jammer dat mijn ouders me nooit dialect hebben leren spreken. Met de generatie van mijn ouders zal het dialect nagenoeg uitsterven en als taalkundige gaat me dat zeer aan het hart. Want voor een taalkundige is er geen verschil tussen een taal en een dialect. Een taal is een dialect met een leger en een vloot.