Ducttape
verhaal
19 februari 2024
‘Naar de wíesie. Mag ik bij u?’
Het duurde even voor Ezra begreep wat de vrouw aan de overkant van de straat bedoelde. Hij twijfelde een paar seconden of hij wel een wildvreemde in zijn huis ging laten. Je hoort zulke bizarre verhalen deze dagen. Misschien zat er wel een hele bende achter haar en werd zijn huis leeggeroofd en hij hulpeloos en gekneveld achtergelaten. Ezra wilde niet uitgaan van het slechtste in de mens. Als hij zelf nodig naar de wc moest, was hij ook blij als hij ergens kon gaan.
Hij hoorde de urine stromen. Een luide, langdurige straal. Ze moest dus zonder twijfel heel nodig.
‘Even zitten? Een stoel?’, vroeg ze terug in de kamer.
Hier had Ezra echt geen zin in.
‘Heb pijn.’ De vrouw wees naar haar borst en haar oksel. Ze jammerde, ze huilde, ze gilde.
Hij gebaarde de vrouw dat ze op de bank kon gaan zitten. ‘Moet ik 112 bellen?’
‘Ja, 112 bellen. Bel 112.’
‘Politie, ambulance of brandweer?’
‘Ambulance.’
Ezra zette zijn telefoon op de speaker. De vrouw riep een ingewikkelde naam die Ezra niet kon reproduceren. Hij hoopte maar dat de alarmcentrale er wel iets van kon maken. De vrouw bleef jammeren en was inmiddels op zijn bank gaan liggen.
‘Nee, mevrouw, u hoeft zich hier niet uit te kleden.‘
‘Ik laten zien.’
De vrouw moest zo ten einde raad zijn dat ze echt alle gêne voorbij was. Een moslima die zich op deze manier gedroeg in het bijzijn van een man, was ondenkbaar. Even later zat ze met ontbloot bovenlijf maar haar hoofddoek nog om op zijn bank. Ezra wilde het niet, maar hij zag het toch. Een borst van de vrouw was afgezet.
Ze wees naar haar oksel. ‘Bloed. Bloed niet goed. Niet goed stromen. Arm steeds dikker en dikker en dikker. Boem, boem, boem.’ Ze maakte een pulserende beweging met haar hand.
Haar met ducttape geplakte slippers waren nog altijd uitgetrokken. Haar kleren had ze gelukkig wel weer aan. De ambulancebroeder luisterde erg goed naar de vrouw. Bewonderenswaardig goed. Allah zij geloofd en God zij dank.
‘Zal ik u naar huis brengen, naar uw man?‘, vroeg de verpleger.
De ogen van de vrouw werden groot.
‘Waar woont u, mevrouw?’
‘Terug naar Marokko. Ik wil terug.’
‘Maar waar woont u hier in Nederland? Woont u in de buurt?’
Het verhaal van de vrouw was niet te volgen.
‘Wie is uw huisarts, mevrouw?’
‘Berendse.’
‘Die is al jaren met pensioen. Dat was toen misschien uw huisarts, maar wie is het nu?’
De ambulancebroeder ging bellen. Geen idee hoe het kon, maar hij had achterhaald wie de vrouw was. Hij nam de vrouw mee. Ezra bedankte hem uitvoerig. De vrouw kreeg nu in ieder geval hulp. Ezra had alles gedaan wat in zijn macht lag. De klachten van de vrouw leken Ezra niet lichamelijk van aard. De vrouw vertelde de ambulancebroeder althans dat haar borst 26 jaar geleden was afgezet.