De stem
verhaal
26 februari 2016
Waar ben ik? Ik zie een plafond zoals je dat in openbare gebouwen vindt. Ik probeer mijn hoofd te verdraaien, maar het lukt niet. Ik wil mijn hand optillen om aan mijn hoofd te voelen, maar ook dat gaat niet. Help! Wat is dit? Ik wil schreeuwen, maar ik krijg geen geluid over mijn lippen. Rustig blijven. Hier is vast een goede verklaring voor.
‘Goedemiddag meneer Zeldenrust.’
Mijn man is blijkbaar ook in de kamer. Voetstappen van de stem komen naderbij. Een gezicht verschijnt boven mij. Erudiete uitstraling, hautaine blik. Duidelijk een arts. Nu komt het dus goed. Na wat testjes merkt hij snel genoeg dat ik wakker ben. Met een fel lampje schijnt hij in mijn ogen. In een reflex wil ik ze toeknijpen, maar dat lukt ook al niet.
Ik hoor dat de dokter een stoel pakt. Hij gaat kennelijk bij mijn man zitten.
‘Meneer Zeldenrust, ik moet u een moeilijke vraag stellen. U hoeft niet direct antwoord te geven. Neem uw tijd om erover na te denken.’
‘Is goed’, hoor ik mijn man zeggen.
Lieverd, ik hou van je, wil ik zeggen. Hou me vast, want ik ben zo bang.
De arts vervolgt: ‘Zoals u weet, is uw vrouw hersendood. We houden haar lichaam kunstmatig in leven, maar eigenlijk is ze er al niet meer.’
Mijn man snikt. Dat doet hij nooit. Zelfs bij het overlijden van zijn moeder heeft hij niet gehuild. Ik wil hem troosten. Zeggen dat ik er nog gewoon ben. Dat het allemaal goed komt.
‘Uw vrouw heeft een donorcodicil. Zelf heeft ze niets meer aan haar organen, maar het leven van andere mensen zou ermee gered kunnen worden.’
Dit kan niet waar zijn. Die klootzak, die volkomen incapabele arts wil mijn organen uit mijn lijf gaan snijden. Bij leven.
‘Wanneer?’, vraagt mijn man.
‘Morgen, met uw goedkeuring uiteraard. U moet er wel aan toe zijn om afscheid van haar te nemen.’
‘Wanneer wilt u mijn antwoord hebben?’
‘Het liefst vanmiddag. Dan kunnen we alles in gang gaan zetten.’