top of page
Zwarte sporen
Zwarte sporen

verhaal verschenen in het literair-filosofische magazine 'TEEF' in april 2022

22 april 2024

Hij in smoking, zij in een donkerblauwe, lange galajurk met een baan glitters als getoverd door een fee. Haar arm door de zijne. Het kasteel was bedekt met een dik pak sneeuw; ze schreden over de kasseien op de binnenplaats. De sneeuw kraakte onder hun voeten. Hij had zijn jas over haar schouders gedrapeerd, toch rilde ze van de kou. Op sommige plekken was de sneeuw platgetrapt en had zich een ijsbaan gevormd. Ze giechelde omdat ze bijna uitgleed op haar hoge hakken. Gelukkig redde Anwir haar van een val door haar arm steviger onder de zijne te klemmen. Lachend keek ze naar hem op, wat bewonderde ze deze man.

 

Binnen brandde een behaaglijk haardvuur. Hij nam zijn winterjas van haar schouders en gaf hem aan de gastheer. Van ieder paar werd een foto gemaakt. Anwir trok zijn jasje glad en poseerde statig naast haar. Hij was immers een serieuze, succesvolle zakenman; dat moest je op de foto kunnen zien. De fotograaf sommeerde hem echter zijn arm om Emma heen te slaan. Anwirs gezicht vertrok. Ze keek teleurgesteld naar hem op. Haar vasthouden was toch wat hij het allerliefste zou moeten doen? De fotograaf gebaarde dat hij haar nog dichter naar zich toe moest trekken, het werd dus geen koninklijk staatsieportret. Anwir mopperde dat zijn jasje niet goed zat op de foto.

               Een glas champagne namen ze in ontvangst bij het binnentreden van de zaal. Hij begroette diverse collega’s en stelde haar aan iedereen voor. In haar oor fluisterde hij dat Emma veruit de mooiste jurk droeg van allemaal. Ze groeide. Zij was slechts een arme studente, toch droeg zíj de mooiste robe van iedereen. Dat vond ze zelf eigenlijk ook wel als ze zo rondkeek. Ze had erg haar best gedaan; ze was naar een speciale winkel voor avondkleding gegaan. Ze wilde een verpletterende indruk maken. Anwir stond al snel aan het bier met ‘de jongens’ zoals hij ze noemde. ‘Goede wijn is nog steeds geen bier’ was hun motto.

 

Anwir en Emma zaten aan tafel bij de financieel directeur. Volgens Anwir was er over de tafelschikking nagedacht en was hij bewust bij een directielid aan tafel gezet. De board had grote plannen met hem. Emma haalde haar servet weg, zodat de ober erbij kon. Op het bord lag geroosterd suikerbrood met een mousse van eendenlever, foie gras kon natuurlijk niet meer in deze tijd. Ze probeerde te begrijpen wat binnen in haar mond gebeurde. Het zoete van de suiker stond in contrast tot de lever, het smeuïge van de mousse tot het krokante van het geroosterde brood. Een explosie van smaken en texturen, een orgasme in haar mond.

               Na een kop koffie en een schnaps zur Verdauerung volgde het feest. De mensen werden losser. Ook Emma. Ze was wat licht in haar hoofd van de wijn. De grote baas kwam een praatje maken met Anwir en informeerde wat Emma van het diner vond. Ze complimenteerde de algemeen directeur met de perfecte verzorging en de prachtige locatie.

   ‘Alleen een beetje jammer van het campingbestek’, zei ze.

De ogen van het kopstuk werden groot. Het was werkelijk zo, het goedkope bestek deed afbreuk aan de entourage. Anwir vond het schitterend. Volgens hem vroeg de eigenaar zich toch al af of Anwir het geld echt niet nodig had. En nu kwam daar deze snobistische opmerking van zijn vriendin bij. De man zou wel denken dat zij van een oud geld-familie was, iets waar de bollebof met zijn bakkenvol nieuw geld nooit bij zou horen. Dit was allemaal goed voor Anwirs onderhandelingspositie, zei hij.

Tieten zijn mooi

   ‘Maar liever dat nog dan het bord voor zijn kop van de zakenman …’

Anwir en Emma keken elkaar aan en schreeuwden om het hardst mee met Boudewijn de Groot. Iedere week was dit het laatste nummer in hun stamkroeg. Nooit gingen ze naar huis voor de avond voorbij was. De barvrouw moest hen naar buiten vegen als de tap allang gesloten was. De cafés liepen leeg en de straten vol. Luid lachend en pratend gingen ze naar buiten, terwijl ze hun fietssleutels zochten. Recht fietsen lukte niet meer, recht door de bochten ging prima.

               De nacht was nog een foetus, thuis ging het bier ook open. De muziek zetten ze keihard aan, midden in de nacht. Dat was het voordeel van vrijstaand wonen. Anwir zei altijd dat hij het liefst geen buren had, of buren die een paar kilometer verderop woonden. ‘Het is een nacht’, ‘Angels’, ‘Tieten zijn mooi’, ‘I will survive’. Om en om draaiden ze plaatjes. Dit was beter dan in hun studententijd, toen werd Emma regelmatig wakker doordat een huisgenoot om vijf uur ‘s nachts ‘De vlieger’ draaide. Bij voorkeur als zij om negen uur ‘s ochtends tentamen had.

 

Lachend renden ze de trap op. Anwir gaf haar een tik op haar billen. Hun kledingstukken vlogen in het rond. Ze kusten elkaar hartstochtelijk. Emma viel neer op het bed. Hij trok de stof van haar bh naar beneden en streelde met zijn tong beurtelings haar tepels. Ze werden hard. Ook zijn lid was hard. Hij haalde hem tevoorschijn. Emma vond hem heerlijk. Niet te groot, niet te klein, precies goed. Haar bh belandde bij de rest van de kleren. Anwir ging boven op haar zitten, pakte haar borsten vast. Ze greep zijn billen beet, lekkere billen had hij. Hoger klom hij, zijn pik duwde hij tussen haar tieten. Zij probeerde eraan te likken. Haar borsten drukte hij steviger tegen zijn lul aan en bewoog zijn heupen. Sneller, steeds vlugger.

De Goudkust

   ‘Je bent er nooit’, zei Emma.

Eerder was ze zelf ook altijd aan het werk, maar nu ze met zwangerschapsverlof was, verveelde ze zich dood. Ze wilde haar vreugde om het wonder in haar buik delen met Anwir. Hij was echter alleen maar meer gaan werken, alsof hij voor haar vluchtte. Aanraken deed hij haar niet. Ze verlangde naar zijn tederheid. Ze kon zich nauwelijks herinneren wanneer hij haar voor het laatst liefhad.

 

   ‘Als jij wat meer geld binnen zou brengen, hoefde ik niet zoveel te werken’, zei Anwir.

Ze begreep niet waarom hij zo zeurde. Hij verdiende genoeg geld voor hen samen en de baby en nog een paar gezinnen erbij. Ze woonden aan de Goudkust, de villawijk van de stad. Ze gingen ieder jaar op wintersport en zomervakantie en nog regelmatig een weekend weg. Geld was absoluut niet het probleem.

 

   ‘Je lult!’, zei Emma. ‘Als ik meer inkomen had, zou je er geen minuut minder om werken. Je stelt je prioriteiten verkeerd.’

Soms vroeg ze zich af of hij nog wel van haar hield; hij snauwde haar continu af. Waar was toch die man op wie ze ooit smoorverliefd werd, die man die ze op handen droeg? Toen ze haar twijfel of hij nog wel van haar hield met een vriendin deelde, zei die: ‘Anwir houdt van geld.’

 

Moekes met huispakken

De consumptiemaatschappij was aan Emma welbesteed; voor de kleine kocht ze de schattigste kleertjes. Het toppunt van nutteloosheid was een geruite duster met bijpassende slofjes, zo een die gedistingeerde, oude heren dragen wanneer ze op zondagochtend hun krant lezen bij een kopje koffie. Als ze hem had kunnen vinden, had ze dezelfde voor Anwir gekocht. Zo vader, zo zoon. Het was geldverspilling pur sang, je gaat een baby niet eerst een peignoir aantrekken om hem direct daarna weer om te kleden. Snoezig stond de geruite outfit wel die ene keer dat hij hem droeg.

               Ze had altijd al gedacht dat Anwir een geweldige vader zou zijn, hij was zo leuk met kinderen van vrienden. En het grut was dol op hem. Ze werd opnieuw verliefd als ze hem zag met zijn zoon. Het leukste aan kroost van een ander vond hij dat het ook weer wegging, zei hij altijd. Ze zag aan hem dat dat niet voor zijn eigen kind gold. Hij was apetrots op het mannetje.

               De nachten kwamen echter veelal op haar schouders neer. Hij moest regelmatig naar een congres in het buitenland. Dat was het nadeel van een succesvolle man.

Emma liet zich haar roze wolk niet ontnemen. Op haar pumps liep ze trots achter de kinderwagen. Ze had zichzelf jaren eerder al voorgenomen dat ze nooit zo’n moeder zou worden op gezondheidssandalen. Afschuwelijk vond ze het, jonge vrouwen die plotseling geen aandacht meer besteedden aan hun uiterlijk. Hippe meiden die transformeerden tot moekes met huispakken van Roy Donders.

 

Goedkoop en ordinair

Met betraande wangen draaide ze haar hoofd om toen ze haar man de trap op hoorde lopen. Kwam hij bekijken wat hij had aangericht? Bij het zien van zijn gezicht, barstte ze weer in huilen uit. Machinegeweerachtige uithalen produceerde ze. Niet eerder was ze zo over haar toeren geweest. Ze draaide zich terug naar haar kaptafel. Zwarte sporen van de mascara liepen over haar gezicht. Ze had zich de moeite kunnen besparen zich op te maken.

               Nee, dat had ze niet. Ook al had ze de hele dag dikke, opgezwollen ogen van het huilen, ze zou er alles aan doen om er goed verzorgd en aantrekkelijk uit te zien. Anwir was het weliswaar niet waard, zij was het waard. Haar vrouwelijkheid was het waard. Mannen zijn het sowieso niet waard om je voor op te tutten. Vrouwen maken zich niet op voor mannen. Vrouwen maken zich op voor andere vrouwen. En voor zichzelf. Voor hem hoefde ze het überhaupt niet te doen. Ze had onlangs geleerd dat hij viel op goedkoop en ordinair.

 

Anwir stond daar maar in de deuropening van de kleedkamer. Ineengezakt, zijn rug krom, zijn schouders naar voren, zijn hoofd gebogen. Niks was er over van de man op wie ze jaren geleden verliefd werd. Niets restte er van die krachtige, zelfverzekerde, ambitieuze man. Hier stond een volgevreten varken zonder respect voor zichzelf of zijn omgeving. Een zwijn waar ze nooit op was gevallen. Een slappe zak. Maar ze hield van hem.

Lees ook:

bottom of page