Sylvia Visser

‘Ach, man. Nederland is vol.’
‘Dat had je vroeger niet moeten zeggen. Dan was je de bak in gedraaid’, zegt de barman.
‘Tuurlijk.’ De bouwvakker maakt een wegwuivend gebaar.
‘Nee, echt. Janmaat kon de gevangenis in daarvoor.’
De dokter mengt zich in het gesprek. ‘Ja, dat is waar. Maar aan de bar kon je dat wel zeggen.’
‘Sinds Pim Fortuyn kun je het overal wel zeggen.’ De barman zet een nieuw glas bier neer voor de heren.

 

‘Ja, daar zeg je wat. Die Volkert van der G. hadden ze af moeten maken’, zegt de bouwvakker.
‘De wereld had er inderdaad heel anders uitgezien als Volkert zijn gang niet had kunnen gaan’, zegt de dokter.
‘En hij mag nu zelfs weer contact hebben met de media.’ De barman haalt een doekje over de bar.
‘Nee, man. Dat mag hij niet, maar dat doet hij wel. Welkom in Nederland.’ De bouwvakker schudt zijn hoofd.

 

‘Maar die vluchtelingencrisis is wel een groot probleem. Dat ben ik met jullie eens.’ De dokter neemt een slok van zijn bier.
‘Ja, ze moeten de grenzen gewoon dichtgooien’, zegt de barman.
‘Precies. Geef ze zo’n roeibootje om terug naar huis te gaan. Dan helpen we ze ook nog.’ De bouwvakker slaat de dokter op zijn schouder. De mannen lachen luidkeels.
‘Effe serieus. Dat kan natuurlijk niet’, zegt de barman met een grijns nog op zijn gezicht.
‘Nee, natuurlijk niet. Dat snap ik ook wel.’ De dokter zucht.

‘Weet je, laat al die linkse rakkers hun huis openstellen’, zegt de barman.
‘Daar proost ik op.’ De bouwvakker steekt zijn glas omhoog.
‘Weet je wat het is? Mijn overbuurmeisje staat al eeuwen ingeschreven voor een huis en die kan nu nog langer wachten’, zegt de barman boos.
‘Dat is beroerd’, zegt de dokter.
‘Ja, waardeloos. Ze wil graag kinderen samen met haar vriend, maar dat kan nu niet. Ze wonen allebei nog thuis.’ De barman schreeuwt inmiddels bijna.

 

‘Ja, die lui pikken onze huizen! En dat niet alleen. Ze jatten ook onze banen!’, roept de bouwvakker. 'Mijn zwager zit al tijden zonder werk.'
‘Dat zijn niet jouw banen, hoor’, zegt de dokter.
De ogen van de bouwvakker spuwen vuur. ‘O nee?!’
De dokter slaat de rest van zijn bier achterover. ‘Nee. Die mensen zijn hoogopgeleid.’